Organismen gaan vooraf aan zenuwstelsels. Dit lijkt een open deur, zeker na een jaar vol lezingen over evolutie, maar niets is minder waar. In veel hedendaagse neurologische (en neuro-filosofische of neuro-psychologische) geschriften is het eerder andersom. Daarin staat het lichaam ten dienste van de hersenen. De hersenen bedenken of berekenen wat er moet gebeuren, waarna een signaal aan het lichaam wordt gegeven om een en ander uit te voeren. En ook andersom. Signalen van de zintuigen en propriocepsis zijn er om de hersenen te informeren. Zeker als het mensen betreft wordt er geschreven alsof het belangrijkste element van het leven zich tussen de oren bevindt. De hersenen staan centraal.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat René Descartes de filosoof is die het meest als kop van jut wordt gebruikt. Descartes bracht een scherp onderscheid aan tussen lichaam en geest. Ze behoorden in zijn filosofie tot verschillende werelden. Slechts op één oneindig klein punt ergens diep in de hersenen raakten lichaam en geest elkaar. Als opwarming of vingeroefening beginnen veel schrijvers daarom met het verwerpen van dit ridicule uitgangspunt, deze vergissing van Descartes. Niemand, een paar religieuze fanatici daargelaten, gelooft nog in een apart Rijk van de Geest. De geest bevindt zich in de hersenen, en hersenen zijn net zo materieel als het lichaam.
De ironie van deze potsierlijke verwerpingen is dat hiermee het sterkste inzicht van Descartes terzijde wordt geschoven. Volgens Descartes was het namelijk onzin om te zeggen dat de menselijke geest zetelt in de hersenen, omdat geest, denken of bewustzijn niet gelokaliseerd kunnen worden zoals een hart, nieren, lever, of hersenen. De methoden en technieken waarmee we natuurwetenschappelijke verschijnselen bestuderen zijn niet geschikt om geestesverschijnselen aan onderzoek te onderwerpen. Hiermee nam Descartes afstand van het middeleeuwse, maar nog immer populaire idee dat geesten zich ergens bevinden, zich kunnen verplaatsen (rondspoken) of een andere vorm aan kunnen nemen. Materie is te lokaliseren, kan op andere plaatsen terecht komen en andere vormen aannemen. Geest niet. Dat inzicht van Descartes zouden we moeten koesteren.
Maar dat doen we niet. Twee gedachte-experimenten uit de afgelopen decennia laten zien dat we de menselijke geest zonder aarzelen vereenzelvigen met de hersenen. Ik zal ze hier bespreken om u te laten voelen hoe stevig het precartesiaanse idee van een lokaliseerbare geest in ons denken is geworteld.
Het eerste gedachte-experiment is dat van de hersentransplantatie. Stel, ’s nachts, zonder dat u het merkt, worden uw hersenen verwijderd en overgeplant in een ander lichaam. In films is dat, om het geheel nog wat dramatischer te maken, altijd een lichaam van het andere geslacht. Zenuwbanen worden keurig aangesloten. Dan ontwaakt u. Wat ervaart u? Schrikt u, omdat u wakker wordt in een ander lichaam, een lichaam dat u volkomen vreemd is? Een heftige en verwarde paniek: “Deze geslachtsorganen zijn niet van mij!”? Als we populaire films mogen geloven is dit precies wat er zou gebeuren. Maar is het beeld dat deze films geven wel juist? Stel dat inderdaad de zenuwbanen keurig zijn aangesloten. Zou het effect dan niet veel milder kunnen zijn? U bekijkt uw handen, raakt uw gezicht aan, en stelt vast dat het anders is dan u zich meent te herinneren, maar tegelijkertijd voelt het zeer vertrouwd. En omdat het zo vertrouwd voelt, twijfelt u aan uw geheugen, en niet aan uw lichaam. Is dit scenario niet minstens zo waarschijnlijk?
Het andere gedachte-experiment is dat van een brein in een vat. Stel, uw brein drijft in een vat met een voedende zoutoplossing. De bloedtoevoer en -afvoer is geregeld middels een speciaal aangepaste hart-longmachine. De zenuwbanen die uw brein binnenkomen en verlaten zijn aangesloten op een computer waarop een programma draait dat de wereld simuleert. Althans, dat computerprogramma geeft uw zenuwbanen dezelfde input die ze zouden krijgen als u tegen de harde koude wind in door de sneeuw zou fietsen, de koptelefoon van uw mobieltje in uw oren, om te luisteren naar het verslag van de laatste ritten op de vijf kilometer. Ervaart u op dat moment hetzelfde als wat u zou ervaren als u daadwerkelijk op de fiets zou zitten? Voelt u de koude wind uw, niet bestaande, gezicht teisteren? Of gebeurt er iets heel anders, en voelt u niets? Meent u op een vage manier te weten dat u op de fiets zit, zonder dat u het gevoel heeft op de fiets te zitten? Is uw ervaring vergelijkbaar mijn ervaring van het feit dat ik mij met een duizelingwekkende vaart in een slingerbaan rond de zon beweeg, meer een weten dan een voelen? Dooft uw bewustzijn uit, en blijft er iets ongrijpbaars over wat we voor het gemak maar aanduiden als cognitie, een mogelijkheid om correcte antwoorden te geven op vragen van verbijsterde omstanders?
Onze intuïties over hersentransplantaties en breinen in vaten laten zien dat we het bewustzijn al te gemakkelijk lokaliseren. De praktijk is namelijk weerbarstiger. In de praktijk vallen hersenen en bewustzijn niet zomaar samen.
Er zijn gevallen bekend van mensen waarbij pas op latere leeftijd werd ontdekt dat ze slechts beschikken over één hersenhelft (hemisfeer). In de daaraan voorafgaande jaren klaagde noch de persoon zelf, noch de omgeving over een half bewustzijn. En zelfs als een hersenhelft op latere leeftijd wordt verwijderd (hemisfeerectomie), lijken de gevolgen voor het bewustzijn minimaal of zelfs helemaal afwezig. Neurochirurg John Freeman van de John Hopkins Universiteit in de Verenigde Staten voert deze operatie in zeldzame gevallen uit, om de nog ernstigere gevolgen van steeds terugkerende epilepsieaanvallen te voorkomen. In de Scientific American verklaart hij dat onderzoek laat zien dat kinderen die een hemisfeerectomie hebben ondergaan zelfs beter gaan presteren op school doordat de epilepsieaanvallen uitblijven. “De een werd bowlingkampioen van haar klas, een ander schaakkampioen van zijn staat, en nog weer anderen doen het prima binnen het onderwijs,” aldus Freeman.
Natuurlijk heeft de operatie ook nadelen: “Je kan lopen, rennen – sommigen zelfs dansen of springen – maar het gebruik van de hand die bij de verwijderde hemisfeer hoort gaat verloren. De arm functioneert nauwelijks en je verliest het blikveld aan die kant.” Maar met die nadelen valt leven als het alternatief iedere tien minuten een epileptische aanval is. Een moeder vertelt in The New Yorker: “Mijn zoon onderging een hemisfeerectomie bij Dr. Mathern van UCLA toen hij acht jaar oud was, en hij doet het wonderbaarlijk goed… Hij is nu zestien, is een gemiddelde leerling en zit in het tennisteam van zijn school… Hij heeft een geweldige persoonlijkheid en het lijkt echt beter met hem te gaan sinds de operatie.”
Als het mogelijk is om een hemisfeer operatief te verwijderen zonder dat daarmee denken en bewustzijn verdwijnt, wat wordt er dan bedoeld als we zeggen dat het bewustzijn zetelt in de hersenen? Waarom zetten we de hersenen dan zo centraal bij het denken over bewustzijn? Wellicht omdat we dachten dat Descartes er naast zat toen hij schreef dat lichaam en geest twee verschillende substanties zijn? En omdat we daarna bedachten dat er slechts één substantie is, materie. En we dus de conclusie trokken dat geest ook materie moet zijn. En waar anders kan de geest zitten dan in de hersenen? Was dat een vergissing van Descartes alleen? Of vergissen wij ons ook, als ons gevoel zegt dat onze hersenen vooraf gaan aan het lichaam, het organisme?
Waarom verbazen we ons zo over de plasticiteit van hersenen? Zouden we ons niet veel eerder moeten verbazen over de plasticiteit van ons lichaam, dat kennelijk ook bewustzijn kan voortbrengen met een minimum aan neuraal weefsel?
• Voor de volledigheid hier de tekst die staat bij de onderste foto:
Clinical Picture
The Lancet, 359, February 6, 2002
Half a brain
Johannes Borgstein
Caroline Grootendorst
This 7-year-old girl had a hemispherectomy at the age of 3 for Rasmussen syndrome (chronic focal encephalitis). Intractable epilepsy had already led to right-sided hemiplegia and severe regression of language skills. Though the dominant hemisphere was removed, with its language centres and the motor control for the left side of her body, the child is fully bilingual in Turkish and Dutch, while even her hemiplegia has partially recovered and is only noticeable by a slight spasticity of her left arm and leg. She leads an otherwise normal life.
University Hospital Rotterdam, 3015 GL Rotterdam, Netherlands
Comments