top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverRonald Hünneman

Een opening naar een andere wereld

Bijgewerkt op: 1 aug.

Aan het eind van zijn carrière kwam de Amerikaanse filosoof Richard Rorty (1931-2007) tot de slotsom dat de traditionele rol van filosofen ten einde was gekomen, en inmiddels werd overgenomen door de kunsten. Vanaf de late middeleeuwen, waarin de invloed van de kerk steeds verder terugliep, hadden filosofen in West-Europa met hun geschriften de denk- en leefwereld van mensen verrijkt, veranderd, aangescherpt. Filosofische theorieën zoals het sociale contract, verificatie en falsificatie, en utilitarisme vonden hun weg in de maatschappij, en maakten een verschil voor politieke, wetenschappelijke en ethische opvattingen. Aan het eind van de 20ste eeuw was die transformatieve rol uitgespeeld, aldus Rorty.

Niet dat die rol nooit terug zal komen, maar voor de analyse van hedendaagse vraagstukken zijn bestaande filosofische theorieën krachtig genoeg, hoogstens zijn er enkele kleine aanpassingen aan nieuwe omstandigheden nodig. Dierenrechten zijn te bediscussiëren op basis van ideeën van Jeremy Bentham (1748-1832), aangepast door Peter Singer (1946-). Voor het onderzoeken van de wenselijkheid en ideale grootte van inkomensverschillen bieden geschriften van Karl Marx (1818-1883) en John Rawls (1921-2002) voldoende aanknopingspunten. Vraagstukken rond identiteit en seksisme laten zich prima ontleden op basis van het werk van Else Barth (1928-2015) en Simone de Beauvoir (1908-1986).

Om op dit laatste voorbeeld door te gaan, er zijn geen filosofen meer nodig om te betogen dat vrouwen recht hebben op dezelfde maatschappelijke posities, verdiensten en mogelijkheden als mannen. Net zomin is het nodig om naar argumenten te zoeken waaruit blijkt dat het biologische, lichamelijke geslacht allesbehalve bepalend is voor eigenschappen als zorgzaamheid, zelfstandigheid, dominantie, agressie of lieftalligheid. Een torenhoge stapel filosofische en wetenschappelijke geschriften uit de 20ste eeuw laat zien dat mannen niet van Mars komen, noch vrouwen van Venus. Het probleem is echter dat de argumentatieve nuances, subtiele analyses en abstracte denkstappen uit die geschriften niet altijd eenvoudig toegankelijk zijn. Daarom is het niet verwonderlijk dat een mannetje als Huub Stapel deze ideeën gemakkelijk teniet kan doen door langs theaters in Nederland te trekken, en vrouwen met grappen en grollen terug te stoppen in het hokje van wezens die totaal anders zijn dan mannen (en daarom langer met hun uiterlijk bezig zijn, en om heel andere redenen dan mannen vlinders in hun buik krijgen).

Precies daarom meent Rorty dat kunstenaars de taak van filosofen over moeten nemen. Zij hebben de mogelijkheid om kunstwerken (muziek, toneelstukken, schilderijen, beeldhouwwerken, films, boeken, enzovoort) te maken waardoor filosofische denkbeelden in het denken van mensen een voorstelbare, haalbare gestalte krijgen. Zo zullen de goed onderbouwde ideeën die de laatste honderden jaren zijn ontwikkeld, hun weg naar de maatschappij vinden, al blijven de simplistische spoken van seksisme, identiteit, racisme, spiritualiteit, creationisme, mindfulness, en marktdenken op de loer liggen. Voor theoretici, zoals ik, betekent dit dat kunst en filosofie niet langer als onderscheiden velden kunnen worden beschouwd, en dat kunstwerken en filosofische verhandelingen daarom op dezelfde wijze mogen worden geanalyseerd.


Als Rorty de Opening van de Olympische Spelen 2024 in Parijs zou hebben gezien, dan zou hij deze onmiddellijk tot verplichte lesstof bij iedere cursus Kunst & Filosofie hebben gemaakt. Hij zou de Opening als een over vier uur uitgesmeerde filosofische les hebben beschouwd. En dat was het ook. Niet dat van begin tot eind aan een stuk door filosofische lessen waren te leren, maar wel op verschillende momenten, en op een erg sterke manier.

Het zal geen kijker zijn ontgaan dat de Opening, naast de obligate elementen rond de deelnemers en de Spelen, tjokvol zat met meer en minder betekenisvolle culturele en historische verwijzingen. De Franse Revolutie, en het oude Griekenland, de bakermat van de Spelen, waren prominent aanwezig. In verschillende scènes werden de filosofische thema’s evenmin verdekt opgesteld: diversiteit en emancipatie, of andersom geformuleerd, tolerantie, antiracisme en antiseksisme. Van de scènes die me om kunstfilosofische redenen zijn opgevallen, en er zal me ongetwijfeld het een en ander zijn ontgaan, bespreek ik er hieronder enkele.

Om te begrijpen welke rol Rorty toebedeelt aan kunstenaars (en voorheen aan filosofen), is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen kunstwerken (en teksten) waarvan de betekenis eenduidig te formuleren en te begrijpen is (intravocabulaire), en kunstwerken (en teksten) die duidelijk een betekenis hebben, maar een betekenis die niet zomaar onder woorden kan worden gebracht (extravocabulaire). Intravocabulaire en extravocabulaire zijn uitersten van een spectrum, zonder dat er een scherpe grens is aan te geven. (Nauwkeuriger gezegd, maar trek je er niets van aan als dit het er niet duidelijker op maakt, de grens tussen intra- en extravocabulaire is zelf vocabulaire-afhankelijk.)

Een voorbeeld van een intravocabulaire scène tijdens de Opening, werd gevormd door de tien gouden beelden van vrouwen die uit het water van de Seine omhoogkwamen. Niemand zal zich hebben afgevraagd wat dat precies betekende, mede dankzij de verduidelijkende teksten die voor televisiekijkers in beeld werden geprojecteerd, en door commentatoren werden voorgelezen. Dit waren gouden vrouwen uit de Franse cultuur (de Seine), die belangrijke wetenschappelijke, kunstzinnige, politieke en filosofische bijdragen hadden geleverd. De wereld wordt niet alleen door mannen gemaakt. Door deze eenduidige, intravocabulaire, betekenis is het niet verwonderlijk dat de burgemeester van Parijs de wens heeft uitgesproken dat deze beelden na de Spelen bewaard blijven. De betekenis van de beelden komt overeen met Parijse waarden.

Op vergelijkbare, intravocabulaire, wijze verwees het optreden van Lady Gaga naar de Franse internationale superster Zizi Jeanmaire (1924-2020). Gaga had een optreden van Jeanmaire, Mon Truc En Plumes, uit 1965 tot in detail gekopieerd. (Het optreden van Jeanmaire in de Amerikaanse Ed Sullivan show is nog te vinden op YouTube.) De veren en kostuums van Gaga en van de twaalf dansers die haar begeleidden waren speciaal gemaakt door modehuis Dior, hetzelfde modehuis waarvan Jeanmaire een complete garderobe aanschafte voordat ze naar Amerika ging. Het kan zijn dat je Zizi Jeanmaire niet kent, maar zodra je in haar geschiedenis duikt, zijn de verwijzingen en de betekenis van de scène met Lady Gaga duidelijk.

Hetzelfde geldt voor de, overigens geweldige, vertolking van Edith Piafs Hymne à l'amour door Céline Dion. Dat Piaf de tekst schreef ter nagedachtenis aan haar grote liefde, de bokser Marcel Cerdan, die om het leven kwam toen het vliegtuig neerstortte waarin hij op weg was naar haar in New York, geeft extra kleuring en betekenis aan het optreden van Dion. Dat Dion om in de stad van de liefde te komen, de oceaan de andere op had overgestoken, is een aardig detail. Dat het het eerste optreden van Dion was nadat zij de diagnose stiff-person syndrome had gekregen, voegt een emotionele dimensie toe. Al deze betekeniselementen zijn steeds duidelijk te formuleren, en daarmee blijft de betekenis van de scène intravocabulaire.

De betekenis van de grote uit licht opgebouwde vleugels die aan de Eiffeltoren leken te hangen was diffuser. Volgens diverse commentaren waren het de vleugels van een vredesduif. Meer in lijn met de thema’s van de opening leken het mij de vleugels van Nikè, de Griekse godin van de overwinning. De Atheners hadden haar vleugels afgesneden, zodat de overwinning Athene nooit meer zou kunnen verlaten (de swoosh van het sportmerk Nike verwijst naar deze vleugels). Toen de grote vleugels afgelopen vrijdag versmolten met de mysterieuze paardrijdster die over de Seine raasde, was het alsof Nikè bevrijd werd, haar vleugels kreeg. De door mannen gekortwiekte godin van de overwinning kon haar rechtmatige plek op de Olympische Spelen weer innemen. Deze betekenis is lastiger te formuleren dan die van de scènes met Gaga of Dion. Associaties, mijn associaties, spelen een rol, net zoals mijn liefde voor de swoosh en het verhaal van Nikè. Door de beelden, mijn kennis en associaties zie ik de betekenis duidelijk, maar ik zal er nooit sluitend voor kunnen argumenteren: de betekenis is, ten minste deels, extravocabulaire.


Bas-reliëf van Nikè te Efeze

(Foto: Ad Meskens op Wikimedia Commons, CC Attribution-Share Alike 3.0)


Nog interessanter in dit opzicht was het enorme banket rond de god Dionysos, de god van genot, vrije seks, wijn en feesten. In het oude Griekenland duurden de Dionysosfeesten enkele weken, waarbij theater, dans en optochten centraal stonden. In die optochten droegen rijkelijk en vrolijk uitgedoste mannen, vrouwen, jongens en meisjes fallussen, manden met groenten en fruit, en kannen met water en wijn. De optocht over een rode loper van mensen in alle soorten en maten die zich boven de Seine rond Dionysos afspeelde, was een mengeling van deze klassieke optochten en moderne pride festivals. Dionysus zelf was niet wit, niet zwart, noch iets ertussenin, maar een vredig genot uitstralende non-binaire god in hemelse kleuren. Wat een geweldige vondst, om de absurditeit van discriminatie, van vastgeroeste ideeën over mannen en vrouwen, van gewelddadige ideologieën over rassen, op deze verheven wijze te ondermijnen.

Niet dat ik hiermee de betekenis van deze scène heel nauwkeurig heb weergegeven. De scène doet namelijk precies dat waar wij filosofen, pace Rorty, jaloers op zijn, of, op onze minder sacherijnige momenten, bewondering voor hebben. De scène pakt elementen die we kennen, herkennen en kunnen uitleggen (elementen uit ons vocabulaire), en verandert en combineert die elementen zodat ze verwijzen naar iets wat we niet goed onder woorden kunnen brengen, maar waar we wel naar zouden kunnen verlangen (extravocabulaire).

De ophef die in sommige christelijke kringen is ontstaan, omdat de scène zou verwijzen naar Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci, verhoogt alleen maar de betekenisvolle feestvreugde. Hedonisten, bewonderaars van Dionysus, en hun geschriften zijn door het christendom te vuur en te zwaard (letterlijk, zou ik willen schrijven, maar dat woord heeft zijn betekenis verloren) bestreden. Dat hedendaagse christenen een Dionysosfeest niet als zodanig herkennen, verwijst derhalve subtiel ironisch naar deze bloederige, rokerige geschiedenis. Of die christelijke interpretatie klopt of niet, alleen al de suggestie dat in de scène boven de Seine (ja, dit mag één keer) Het Laatste Avondmaal wordt omgevormd tot Een Olympisch Bacchanaal zit zo vol extravocabulaire betekenis dat ik niet eens weet waar ik moet beginnen met de uitleg. Heerlijk!

De beelden van dit Olympisch Bacchanaal werden afgewisseld met, en later overgenomen door, beelden van groepen dansers op pontons in de rivier. De groepen bestonden uit in uiterlijk zeer uiteenlopende dansers, net zoals de gasten op het banket van Dionysus. Op de pontons onderstreepten ze hun individualiteit door eigenzinnige bewegingen dwars door elkaar. Het volgende moment vonden ze elkaar echter in verpletterend mooie, synchrone samendans. Alsof ze een maatschappij wilden ademen waarin cohesie niet hoeft te lijden onder individualiteit en diversiteit, zonder tot in detail, intravocabulaire, uit te leggen hoe zo’n maatschappij georganiseerd zou moeten worden. De vraag drong zich op hoe deze dansende groepen eruit zouden hebben gezien in China, Amerika of Rusland. En in Nederland?

Nog eentje, de mooiste, die wel een korte inleiding nodig heeft. In de aanloop naar de Olympische Spelen was in Frankrijk ophef ontstaan over een mogelijk optreden van Aya Nakamura tijdens de opening. Deze zwarte, in Mali geboren zangeres zou volgens velen niet Frans genoeg zijn (kennelijk in tegenstelling tot Lady Gaga en Céline Dion). Het idee dat Nakamura een lied van Édith Piaf ten gehore zou brengen, vervulde deze mensen met zoveel walging, dat ze hun racistische - en witte superioriteitsgevoelens via alle mogelijke kanalen aan hun onderbuik lieten ontsnappen. Het moge duidelijk zijn dat het op zo’n moment geen enkele zin heeft om een filosoof nog eens naar haar mening te vragen.

Toen ik Aya Nakamura zich tijdens de opening vanuit, nota bene, het Institut de France, over de Pont des Arts, in het goud, al zingend en dansend in de richting van het tamboerkorps van de Franse Republikeinse Garde zag begeven, liepen de koude rillingen over mijn rug. Ze zong een medley van haar eigen hits en werk van Charles Aznavour, waarbij ze vocaal begeleid werd door de prachtige basstemmen van het koor van de Republikeinse Garde. De bewegingen van de dansers die om Nakamura heen bewogen waren een mengeling van Afrikaanse dans en marcherende soldaten. En dan, als klap op de vuurpijl, komt het tamboerkorps, dat tot dan toe stijf in het gelid had gestaan, in beweging. Losjes en steeds meer swingend vermengen ze zich met de dansers rond Nakamura, en, tromgeroffel, gaan meebewegen. Alleen zo beëindig je, met middelen die wij filosofen ontberen, een discussie die intravocabulaire slechts bagger oplevert. (Kijk de beelden terug!)

Er viel nog zoveel meer te zien, te genieten, te verwonderen, te begrijpen. Zoals het afgehakte hoofd van Marie-Antoinette dat het volkslied van de Franse revolutie inzette, dat daarna werd overgenomen door de heavy metalband Gojira in samenzang met de operazangeres Marina Viotti. Of, de overdonderende uitvoering van de Marseillaise door mezzosopraan Axelle Saint-Cirel (ouders uit Guadeloupe) met de Franse vlag in haar hand, en meegezongen door een uitzinnig publiek op de kades. Of, het bronzen beeld van een stierenkop met daarnaast een elegant springend hert van kunstenaar Paul Jouve, dat altijd al op die plek heeft gestaan, en nu prominent in het decor was opgenomen. Volgens sommige boze christenen was het wederom een duivelse verwijzing, dit keer naar Moloch. Volgens veel Spanjaarden was het een toro bravo (vechtstier) en dus een verwijzing naar het Parijse stierenstadion, dat tot 1893 een paar kilometer verderop, aan de Rue Pergolèse, stond. (Volgens mij staat de beeldengroep voor de combinatie van kracht, durf, elegantie en snelheid.) Of, de keuze van de fakkeldragers. Of, …

En dan de boten! Die schier eindeloze stoet van boten afgeladen met mensen, over het water op weg naar het Parijs van de Liefde, het Olympische land, Europa, allemaal hartelijk verwelkomd door een juichende menigte. Verwees dat naar de boten vol mensen die we liever niet zien, en…? Die gedachte durfde ik niet eens af te maken. Zouden in 2028, in Los Angeles, de deelnemers onder luid applaus over een muur de Olympische arena binnenklimmen?


Wellicht verzucht je nu “Moet ik dit allemaal weten? Daar heb ik helemaal geen zin in. Ik wil gewoon naar de opening van de Olympische Spelen kijken, en niet te veel nadenken.”

Je hebt gelijk. Niemand kan je dwingen om je in kunst en cultuur te verdiepen. Ik ook niet. Maar, kunst, net zoals sport, politiek, wetenschap en alle hobby’s hoe banaal ook, wordt interessanter en daardoor mooier als je er meer vanaf weet. Ik heb naar de opening gekeken zoals ik naar een expositie van een interessante kunstenaar kijk. Ik heb achtergronden en levensverhalen opgezocht, nagedacht, verbonden met mijn kennis van geschiedenis, kunst en cultuur, filosofie, en uiteindelijk Rorty. Zodoende ontstond, in de woorden van Alva Noë, een nieuwe manier van kijken, en daarmee een wonderschoon kunstwerk.


Rorty zou geen overdreven hooggespannen verwachtingen hebben gehad over het effect van de Opening op kijkers. Het gros van de mensheid zal de Opening naast zich neerleggen, zoals ze de kunst van Paula Rego, Cindy Sherman en Anselm Kiefer naast zich neerleggen. Een ander deel zal ontstemd zijn over de in hun ogen perverse, openlijk antireligieuze inhoud van de Opening. Sommigen zullen de Opening intravocabulaire proberen te begrijpen in termen van antiseksisme, antiracisme, en diversiteit, waardoor discussies blijven zoals ze zijn. Maar naast die al te realistische verwachtingen, zou Rorty de hoop koesteren dat het met de Opening gaat zoals in het verleden met baanbrekende filosofieboeken is gegaan die bij verschijning als schandalig, onzinnig of triviaal werden afgedaan. Hij zou hopen dat een deel, misschien niet meer dan een minimale, jeugdige minderheid, van de kijkers, de beelden omarmt, enthousiast uitwisselt, koestert en onbesproken met zich meedraagt, om na verloop van tijd nieuwe woorden en intermenselijke gedragingen te vinden waarmee ze betekenisvol het bestaande vocabulaire vleugels geven, en een passage naar een andere wereld openen.



252 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page